In het kader van zijn beschrijving van 40 jaar jeugdzorg (zie www.40jaarjeugdzorg.nl) is Guus de Beer voor ons bezig de
geschiedenis van het jeugdwelzijnsberaad te beschrijven. Onderstaand vinden jullie zijn bijdrage over de geschiedenis van het jeugdwelzijnsberaad in de jaren zeventig.

Van kinderbeschermingsberaad naar jeugdwelzijnsberaad

De kinderbescherming was in het begin van de jaren zeventig hard aan vernieuwing toe. Maar lang niet iedereen was daarvan overtuigd. Kritische werkers in de kinderbescherming publiceerden daarom in 1969 een ‘roze pamflet’ over de misstanden. Ze kregen veel – positieve en negatieve – reacties. Om daarmee iets te doen richtten zij in 1971 een kinderbeschermingsberaad op. In SJOW (‘toen: het ‘tijdschrift voor jeugdbescherming en jeugdwelzijn’) kunnen we de geschiedenis van het kinderbeschermingsberaad volgen.

Op zevende of achtste bijeenkomst op 13 oktober 1973 kiezen de deelnemers voor een andere naam: het kinderbeschermingsberaad wordt ongedoopt in jeugdwelzijnsberaad. Met deze naam benadrukken zij dat zij zich niet alleen met de kinderbescherming, maar met alle hulp voor jeugdigen willen bezighouden. Vanaf het allereerste begin is het de bedoeling dat niet alleen werkers, maar ook cliënten aan het beraad deelnemen.

Over de bijeenkomst van 22 mei 1976 lezen we in SJOW: “Op zaterdag 22 mei is het weer zover. Dan trekken actieve kinderbeschermers en hopelijk ook de nodige vertegenwoordigers van hun cliënten – ouders en pupillen – naar Driebergen, waar in de Academie de Hordt het Jeugdwelzijnsberaad bijeenkomt. Begonnen als een soort kinderbeschermingsparlement is dat beraad zich allengs meer gaan ontpoppen als een vrijplaats waar de diverse betrokkenen vrijuit met elkaar kunnen praten over noodzakelijke veranderingen en verbeteringen” (SJOW 18 mei 1976).

In het volgende nummer staat een verslag van de bijeenkomst. Er waren ongeveer 60 mensen: “een paar functionarissen van de top en de subtop van de kinderbescherming, een handjevol groepsleiders, hier en daar een student of docent van een opleiding inrichtingswerk, de organisatoren van de vergadering , wij tweeën van SJOW en hooguit 10 bewoners van tehuizen.” (SJOW 4 juni 1976)

In 1977 gaan de twee bijeenkomsten van het jeugdwelzijnsberaad vooral over de eindstations in de kinderbescherming, in de termen van het Ministerie: ‘de tehuizen voor zeer intensieve behandeling’. Naar die tehuizen worden de meest problematische jongeren in de kinderbescherming doorgeschoven.

Eén van de eindstations, de Dreef in Wapenveld, nam in haar vertegenwoordiging een aantal jongens (meisjes zaten daar niet) mee. Deze bewonersdelegatie had duidelijke ideeën over wat er goed en slecht functioneerde in hun tehuis. Daardoor ontstond het idee een bijeenkomst te beleggen met alle geïnteresseerde bewoners en bewoonsters van de eindstations. Naast de Dreef waren dit de Heldringstichtingen in Zetten, Deeskensveld en Gelders End in Rekken en De Nederlandsche Mettray in Eefde. Die formule beviel zo goed, dat het jeugdwelzijnsberaad vanaf 1980 alleen en uitsluitend een bijeenkomst van delegaties van bewoners en bewoonsters van tehuizen werd. Eelco Huisman en Anjo van Hout, twee medewerkers van Woodrose, een kamertrainingscentrum in Amsterdam, werden de ondersteuners van het beraad.